Inleiding | Drieëenheid | Kruisiging | Engelen | Schepping | Zondeval | Zondvloed | Visioenen
 
Raadsels rond de Drieëenheid
[f. 271r] Incipit liber dyalogorum beati Agustini episcopi percunctante Orosio prespitero [f. 271r] Hier begint het boek van de dialogen van de heilige Augustinus, bisschop, naar aanleiding van vragen van Orosius, priester
Licet multi doctissimi et probatissimi viri, diverso quidem stilo, sed non diversa fide, innumerabilia opuscula ediderint, ita ut difficile sit eorum omnia documenta legere. Ea tamen que leguntur propter eloquy venustatem et difficilimas questionum perplexitates minime intelliguntur. Revera enim dum coguntur propter altitudinem Scripture divine occultam viam carpere, parvitati nostre ambiguitatem non minimam reliquerunt. Sunt eciam plane spiritales viri qui eorum assecuntur eloquium et penetrant intellectum. Quorum nos concupiscencys satisfaciamus, qui preclare eorum sciencie non equamur, ut eos sicut illi intelligere valeamus. Qua propter ergo queso te percunctanti tria respondeas et que obscuritatem faciunt elucidare digneris. Veel uiterst geleerde, capabele lieden hebben, in uiteenlopende stijl, maar niet uiteenlopend qua geloof, een ontelbare hoeveelheid boekjes geschreven -- zoveel echter, dat het moeilijk is om ze allemaal helemaal te lezen. En als ze al worden gelezen zijn ze nauwelijks te begrijpen, vanwege hun bloemrijke stijl en de ingewikkelde problematiek. Immers, terwijl zij door de diepzinnigheid van de heilige Schrift ertoe worden gebracht de verborgen betekenis ervan te vatten, heffen ze in werkelijkheid voor ons beperkte bevattingsvermogen de dubbelzinnigheid geenszins op. Maar er zijn geestelijken die de stijl van die werkjes wél begrijpen en de bedoeling ervan doorgronden. Met hun hulp kunnen wij, die overduidelijk niet kunnen tippen aan hun kennis, ons verlangen bevredigen om het net zo te kunnen begrijpen als zij. Vandaar dat ik je vraag of je drie vraagstukken wilt beantwoorden en een paar onduidelijkheden zou willen oplossen.
(Orosius petit:) Primo quero a te utrum Deus Tri- [f. 271v] nitas sit et quibus testimonys approbes nosse desidero. (Orosius vraagt:) In de eerste plaats zou ik van je willen weten of God een Drie- [f. 271v] eenheid is en op welke getuigenissen je je baseert.
Agustinus: Principium Geneseos hoc evidenter ostendit. Ait enim: In principio fecit Deus celum et terram. Quid aliud principium intelligendum putamus nisi Filium? Ipse enim de seipso interrogantibus iudeis quis esset: Principium, ait, qui et loquor vobis. Ergo principium Filius, per Filium itaque fecit Deus celum et terram. Omnia enim per ipsum facta sunt, sicut Iohannes ewangelista narrat, et sine ipso [ms: ipse] factum est nichil. Iam proculdubio in Dei nomine Pater, in principij nomine Filius intelligendus est.
Profecto, cum duxisset In principio fecit Deus celum et terram, subsecutus adiunxit: Et Spiritus Dei ferebatur super aquas -- qui tercia est in Trinitate persona. Igitur si Trinitas non esset, numquam Dominus noster Ihesus Cristus diceret discipulis suis: Ite baptisate omnes gentes in nomine Patris et Filij et Spiritus sancti . Nec baptisato Domino in Iordane a Iohanne vox de celo dixisset: Hic est Filius meus dilectus in quo michi bene complacui. Nec Spiritus sanctus in columbe specie descendisset super eum et mansisse diceretur. Miror infelicem heresem Sabellianorum, hoc est Patri passianorum, qui sic ceci sunt mente, ut tam preclara tam aperta testimonia non actendant. Ipsi namque afferunt unam tantum esse personam, idest Filium esse qui Pater est, ipsumque Spiritum sanctum. Sed nos, cecitatem ipsorum relinquentes, tres personas secundum sacras Scripturas intelligamus, idest alium esse Patrem qui genuit, alium esse Fi- [f. 272r] lium qui genitus a Patre est, aliumque Spiritum sanctum. Non aliud, quia substancia unum sunt. Personas distinguimus, non deitatem separamus.
Igitur Filius Dei natura filius, non adopcione. Sicut enim scriptum est: Ex utero, inquit, ante luciferum genui te. Non quod Deus Pater uterum habeat, sicut nos, aut corporeus esse credendus. Sed per uterum substanciam intelligi voluit, de qua natus est Filius. Quod [ms: quid] est Pater, hoc genuit, Deus Deum, Lux Lucem, igitur sicut homo hominem gingnit et canis canem. Numquam autem visum est ut homo generet canem ac per hoc non de nichilo sed de aliqua substancia, hic deseipso, genuit Filium.
Augustinus: Het begin van Genesis laat dit duidelijk zien. Er staat immers: In het begin maakte God hemel en aarde [Gen. 1: 1]. Wat anders kan met "begin" bedoeld zijn dan de Zoon? Die zei immers over zichzelf, toen de joden hem vroegen wie hij was: Het begin [principium], dat ook tot jullie spreekt [Joh. 8: 25 -- in een andere vertaling staat hier: Etiam quem incepi ut loquere vobiscum: "(Ik ben) immers wat ik in het begin al tegen jullie zei"]. Kortom, het begin is de Zoon, en via de Zoon dus maakte God hemel en aarde. Alle dingen zijn immers via hem gemaakt, zoals de evangelist Johannes vertelt, en zonder hem is niets gemaakt [Joh. 1: 3]. Dus het staat wel vast dat onder "God" de Vader moet worden verstaan en onder "begin" de Zoon.
Verder volgt op In het begin maakte God hemel en aarde: En Gods Geest zweefde over de wateren [Gen. 1: 2] -- en dat is de derde persoon in de Drieëenheid. Trouwens, als de Drieëenheid niet zou bestaan, zou onze Heer Jezus Christus nooit aan zijn leerlingen hebben gezegd: Dopen jullie dan alle volken in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest [Mt. 28: 19]. Noch zou, toen de Heer door Johannes in de Jordaan was gedoopt, een stem uit de hemel hebben gezegd: Dit is mijn uitverkoren Zoon in wie ik welbehagen heb [Mt. 3: 17]. Noch zou de heilige Geest over hem zijn neergedaald in de gedaante van een duif en daar zijn gebleven, zoals wordt gezegd [Joh. 1: 32]. Ik verbaas me over de ketterij van de Sabellijnen, dat wil zeggen van degenen die denken dat de Vader gekruisigd is, die zo blind van geest zijn, dat ze geen acht slaan op een zo duidelijke getuigenis. Volgens hen is er namelijk maar één persoon, dat wil zeggen: de Vader is tegelijkertijd ook de Zoon en de heilige Geest. Maar wij laten de blindheid van die personen voor wat ze is en begrijpen dat er volgens de heilige Schrift drie personen zijn, dat wil zeggen: de Vader die voortbrengt is iemand anders, de Zoon [f. 272r] die voortgebracht is door de Vader is iemand anders en de heilige Geest is iemand anders. Niet iets anders, want als substantie zijn ze één. We maken onderscheid tussen personen, maar de godheid wordt niet gesplitst.
De Zoon van God is dus een zoon van nature, niet via adoptie. Er staat immers geschreven: Uit een moederschoot heb ik je voortgebracht, voor zonsopgang [Ps. 110: 3]. Niet dat God de Vader een schoot heeft, zoals wij, of dat je je hem lichamelijk moet voorstellen. Onder schoot moet namelijk de substantie worden verstaan waaruit de Zoon is geboren. Omdat hij de Vader is, bracht hij hem hieruit voort, [bracht] God God [voort], het Licht het Licht, dus zoals de mens de mens voortbrengt en de hond de hond. Anderzijds komt het nooit voor dat een mens een hond voortbrengt en zo is het ook niet uit niets, maar uit een of andere substantie, in dit geval uit zichzelf, dat God de Zoon heeft voortgebracht.
Orosius: De personarum distinctione vel de geniti Filij persona satisfactum michi esse arbitror. Nunc quero quid credas de Spiritu sancto, utrum et ipse ingenitus sit an genitus. Orosius: Volgens mij weet ik nu wel voldoende over het onderscheid tussen de personen en over hoe de persoon van de Zoon is voortgebracht. Ik zou nu graag je mening willen horen over de heilige Geest, opnieuw of die is ingeboren [ingenitus] of is voortgebracht [genitus].
Agustinus: Spiritum sanctum neque ingenitum [PL add.: neque genitum], fides certa declarat. Quia si dixerimus "ingenitum" duos Patres videbimur affirmare. Si autem "genitum" duos Filios credere culpamur. Sed quod certa fides tenet nec ingenitus nec genitus est, sed ab utroque procedens, idest a Patre et Filio. Et ut hoc testimonys approbemus: ipsum Dominum nostrum Ihesum Cristum discipulis suis audi dicentem: Cum autem venerit, inquit, paraclitus quem ego mittam vobis a Patre, Spiritum veritatis qui a Patre procedit ille testimonium perhibebit de me. Et rursum ipse Dominus noster Ihesus Cristus post resurrectionem suam, ut ostenderet a se procedere Spiritum sanctum sicut a Patre [f. 272v] insufflans in discipulos suos ait: Accipite Spiritum sanctum. [PL add.: Item: Ego mittam promissum Patris mei in vos.] Unus est ergo Spiritus Patris et Filij, unus amborum Spiritus.
Igitur quod Patris sit Spiritus, ipse Dominus et Salvator noster Ihesus Cristus discipulis suis ait: Non enim vos estis qui loquimini, sed spiritus Patris vestri qui loquitur in vobis. Et quod idem Spiritus Filij sit, Paulus appostolus testis est: Si quis autem, inquit, Spiritum Cristi non habet, hic non est eius.
Augustinus: De heilige Geest is noch ingeboren [noch voortgebracht], daar is het geloof duidelijk over. Want als we "ingeboren" zouden zeggen, dan zouden we moeten aannemen dat er twee Vaders zijn. Zeggen we daarentegen "voortgebracht", dan bezondigen we ons aan het geloof in twee Zonen. Volgens het geloof staat echter vast dat de Geest noch is ingeboren, noch is voortgebracht, maar uit beiden voortkomt, dat wil zeggen: uit de Vader en de Zoon. En om dit met getuigenissen te staven: onze Heer Jezus Christus zelf heeft aan zijn leerlingen gezegd: Dan zal echter de vertrooster komen die ik naar jullie stuur vanaf de Vader, de Geest van de waarheid, die uit de Vader voortkomt, zal getuigenis van me doen [Joh. 15: 26]. En nogmaals onze Heer Jezus Christus, na zijn verrijzenis, toen hij aankondigde dat de heilige Geest die in zijn leerlingen zou worden ingeblazen uit hem zou voortkomen, zoals uit de Vader [f. 272v]: Aanvaarden jullie de heilige Geest [Joh. 20: 22]. [En ook: Ik zend naar jullie wat door mijn Vader beloofd is [Lc. 24: 49].] Er is dus één Geest van de Vader en de Zoon, één Geest van beiden.
Dat het de Geest van de Vader is, heeft onze Heer en Heiland Jezus Christus trouwens zelf aan zijn discipelen gezegd: Jullie zijn het immers niet die spreken, maar het is de geest van jullie Vader die in jullie spreekt [Mt. 10: 20]. En dat het tevens de Geest van de Zoon is, daarvan getuigt de apostel Paulus: Als iemand daarentegen niet de Geest van Christus heeft, dan is hij niet van hem [Rom. 8: 9].
Orosius: De singulis personis, quod alius sit Pater, alius Filius, alius Spiritus sanctus, vel quod Filius sit genitus et Spiritus sanctus procedens secundum Scripturas sanctas, advertimus. Nunc vero illud scire cupio: si Deus sit Filius aut Spiritus sanctus, vel utrum sit una substancia vel essencia, quam Greci usyam dicunt. Orosius: We hebben gekeken naar de afzonderlijke personen, dat er een onderscheid is tussen de Vader, de Zoon en de heilige Geest, en dat de Zoon is voortgebracht en de Geest voortgekomen volgens de heilige Schrift. Nu zou ik echter graag het volgende willen weten: of God de Zoon is of de heilige Geest, of dat hij één substantie of essentie is, wat de Grieken ousia noemen.
Agustinus: Intento animo adverte, que te movent libencius demonstrabo. Beatus Paulus quod Filius sit Deus ad Romanos scribens: Quorum patres, inquit, ex quibus Cristus habet carnem, qui est super omnia benedictus in secula. Et iterum ewangelium secundum Iohannem: Ut cognoscant te, inquit, solum Deum. Et rursum alia Scriptura dicit: Ut simus in vero Filio eius, Ihesu Cristo. Ipse enim est verus Deus et vita eterna. Et ut equalitatem suam ostendat, ait ipse Dominus: Ego et Pater unum sumus. Unum sunt, scilicet natura, non persona. Et iterum propterea querebant eum iudei interficere, quia non solum solvebat sabbatum, sed et patrem suum dicebat Deum, equalem se faciens Deo. Et rursum beatus appostolus Paulus: Qui cum in forma Dei, inquit, esset, non rapinam, [f. 273r] arbitratus est se esse equalem Deo. Non enim poterat esse rapina ubi equalis erat natura, que non erat usurpata, sed nata. Non rapuit, quia habuit. Et multa alia innumerabilia que ad momentum non occurrerunt.
Spiritum sanctum esse Deum, Actus Appostolorum apertissime docent: Anania, inquit Petrus, cur temptavit Sathanas cor tuum mentiri Spiritu sancto? Et infra: Non hominibus sed Deo mentitus. Et ewangelium secundum Iohannem: Deus, inquit, Spiritus est. Paulus appostolus ad Corintheos scribens: Nescitis, inquit, quia corpora vestra sunt templum Spiritus sancti qui in vobis est, quem habetis a Deo et non estis vestri? Empti enim estis precio magno. Glorificate et portate Deum in corde et corpore vestro.
Pater, inquam, Deus, Filius Deus, Spiritus sanctus Deus, non tres dij, sed unus Deus est. Nam si Pater maior, Filius minor et Spiritus sanctus plus minor, quod heretica pravitas asserit, iam non erit unus Deus sed tres dy, quod nephas credere est. Et valde hoc redarguit Scriptura divina: Audi Israhel, inquit Dominus, Deus tuus unus est. Ac per hoc sicut non dicimus tres deos nec tres essencias, ita non tres sapiencias, non tres spiritus sanctos. [PL add.: Nam interrogati de singulis personis, si Pater sit sapientia vel Spiritus sanctus, respondemus: Pater sapientia et Filius sapientia et Spiritus sanctus sapientia. Non tres sapientiae, nec tres spiritus, sed una sapientia est et unus spiritus, sicut est una substantia aut una essentia: quia hoc est illi esse quod sapientem esse vel spiritum esse. -- Ms Cluj 860 splitst deze alinea op in een vraag en een antwoord:]
Augustinus: Let goed op, ik zal de dingen die je bezighouden uitgebreid verklaren. De heilige Paulus schrijft in zijn brief aan de Romeinen dat de Zoon God is: [De joden] met hun aartsvaders, uit wie Christus, die boven allen in eeuwigheid moet worden geprezen, zijn vlees heeft [Rom. 9: 5]. En opnieuw het evangelie volgens Johannes: Opdat ze je kennen als de enige God [Joh. 17: 3]. En ook een andere schrifttekst zegt: Opdat wij in zijn ware Zoon zijn, Jezus Christus [1 Joh. 5: 20]. Die is immers de ware God en het eeuwig leven. En om zijn gelijkheid te laten zien, zegt de Heer zelf: Ik en de Vader zijn één [Joh. 10: 30]. Ze zijn één, dat wil zeggen qua natuur, niet qua persoon. En daarom ook wilden de joden hem vermoorden, omdat hij niet alleen de sabbat ophief, maar ook God zijn vader noemde, zich daarmee de gelijke van God makend. En opnieuw de heilige apostel Paulus: Die omdat hij in de gestalte van God is, niet vanwege roof, [f. 273r] gezien wordt als zijnde gelijk aan God [Phil. 2: 6]. Er kon immers geen sprake zijn van roof, aangezien hij gelijk was van nature, een natuur die niet geusurpeerd was, maar aangeboren. Hij roofde niet, omdat hij bezat. Er zijn nog veel meer schriftplaatsen, maar die ben ik op het moment even kwijt.
Dat de heilige Geest God is, staat duidelijk in de Handelingen van de Apostelen: Ananias, zegt Petrus, waarom heeft Satan jouw hart ertoe verleid om de heilige Geest voor te liegen? [Hand. 5: 3] En verderop: Niet de mensen, maar God [heb je] voorgelogen [Hand. 5: 4]. En het evangelie volgens Johannes: God is de Geest [Joh. 4: 25]. De apostel Paulus schrijft aan de Corinthiërs: Weten jullie niet dat jullie lichamen de tempel van de heilige Geest zijn die in jullie is, die jullie van God hebben, en dat jullie niet van jullie zelf zijn? Jullie zijn immers gekocht tegen een hoge prijs. Loof God en draag hem mee in jullie hart en lichaam [1 Cor. 6: 19-20].
De Vader, zeg ik, is God, de Zoon is God en de heilige Geest is God, geen drie goden, maar één God. Want als de Vader groter zou zijn, de Zoon kleiner en de heilige Geest nog kleiner, zoals de verdorven ketterij beweert, zouden er niet één maar drie goden zijn, wat zondig zou zijn om te geloven. De heilige Schrift weerlegt dat trouwens met kracht: Luister Israel, zegt de Heer, jouw God is één [Dt. 6: 4]. Vandaar dus dat we niet spreken van drie goden of drie essenties, noch van drie wijsheden of drie heilige geesten.
Orosius: Si Pater sit sapiencia vel Spiritus. Orosius: Of de Vader wijsheid is of de heilige Geest.
Agustinus: Pater sapiencia est et Spiritus et Filius, et Spiritus sanctus sapiencia. Non tres sapiencie, non tres spiritus, sed una sapiencia et unus Spiritus. Si quidem hoc illi est esse quod sapientem esse vel spiritum esse. Augustinus: De Vader is wijsheid en Geest en Zoon, en de heilige Geest wijsheid. Er zijn geen drie wijsheden, geen drie geesten, maar slechts één wijsheid en één Geest. Als je dat tenminste bedoelt met wat wijsheid is en wat geest.
Orosius: Et si equales sunt Pater et Filius, quom ipse Filius dicit: Pater maior [f. 273v] me est. Et: Non veni voluntatem facere meam, sed [voluntatem -- add. PL] eius qui misit me. [PL add.: Et: Pater, si fieri potest, transeat a me calix iste. Et: Mea doctrina non est mea, sed eius qui me misit.] Orosius: En of de Vader en de Zoon gelijk zijn, aangezien de Zoon zelf zegt: De Vader is groter [f. 273v] dan ik [Joh. 14: 28]. En: Ik ben niet gekomen om mijn wil te doen, maar de wil van hem die mij gezonden heeft [Joh. 5: 30, en 6: 38]. [En: Vader, als het kan, laat dan deze beker aan mij voorbijgaan [Mt. 26: 39]. En: Mijn leer is niet van mij, maar van hem die me heeft gezonden [Joh. 7: 16].]
Agustinus: Ista omnia et alia que a te dicta, sunt secundum formam servi quam assumpsit. Igitur cum primus homo sit conditus a Deo et libero arbitrio muneratus preceptumque ei suppositum esset, ut si custodiret que ei Deus preceperat, mortem non corporis neque anime pateretur. Sed ille inobediens mandato Dei atque elatus superbia suasioni serpentis obtemperans Dei precepta contempsit. Et hec causa extitit ut mortis periculum incurrereret. Et ab illo uno homine omnis humana natura vitiata atque peccata obnoxia mortalis existeret. Appostolus Paulus: Per unum hominem, inquit, peccatum intravit in mundum, et per peccatum mors. Et ita in omnes homines mors pertransyt in quo omnes peccaverunt. Quia sicut per unum hominem omnes homines in condempnacionem mortis, ita per unius iusticiam omnes homines in iustificacionem vite. Et iterum: Primus homo de terra terrenum, secundus de celo celestis. Celestem itaque dico, quia non ex humano conceptus est semine, sed de Maria virgine pro nostra salute assumptus a Filio Dei, sicut Iohannes ewangelista testatur: Verbum, inquit, caro factum est et habitavit in nobis. Verbum caro factum est, in carne mutatum, ut non desisteret esse quod erat, sed cepit esse quod non erat. Assumpsit enim carnem, non se convertit in carnem. Carnem istam a parte totum hominem intelligendum, idest carnem et animam racionalem. Et [ms: Ut] sicut primus homo carne [f. 274r] et anima mortuus fuerat, ita eciam opertum mediatorem Dei et hominum hominem Ihesum Cristum, ut carne et anima vivificaretur.
Ergo, ut supradiximus: secundum assumpti hominis formam dictum est Pater maior me est.
Augustinus: Deze en andere uitspraken die je noemt, horen bij de slavengedaante die hij heeft aangenomen. Want de eerste mens werd gemaakt door God en voorzien van een vrije wil, en onderworpen aan zijn bevel. Als hij zou gehoorzamen aan wat God hem voorschreef, zou hij niet te lijden hebben van de dood, noch die van het lichaam, noch die van de ziel. Maar de eerste mens sloeg het bevel van God in de wind en liet de voorschriften van God voor wat ze waren, meegesleept door de overredingskracht van de slang. En dat was er de oorzaak van dat hij zich de dreiging van de dood op de hals haalde. En vanwege die ene mens zou de gehele menselijke natuur, door verdorvenheid en zonde, sterfelijk zijn. De apostel Paulus zegt: Door één mens kwam de zonde in de wereld en via de zonde de dood. En zo is de dood in alle mensen overgegaan, waarin allen gezondigd hebben [Rom. 5: 12]. Maar zoals door één mens alle mensen in de verdoemenis van de dood zijn terechtgekomen, zo ook worden door de rechtvaardigheid van één alle mensen tot de rechtvaardiging van het leven gebracht [Rom. 5: 18]. En opnieuw: Die eerste mens was aards van de aarde, de tweede hemels uit de hemel [1. Cor. 15: 47]. "Hemels", zeg ik, omdat hij niet uit aards zaad ontvangen is. De Zoon van God is namelijk mens geworden via de maagd Maria, zoals de evangelist Johannes getuigt: Het woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond [Joh. 1: 14]. Het woord is vlees geworden, in vlees omgevormd: het hield niet op te zijn wat het was, maar begon te zijn wat het niet was. Immers, hij nam het vlees aan, maar veranderde niet in vlees. We moeten ons dat vlees op zichzelf genomen geheel menselijk voorstellen, dat wil zeggen als lichaam en rationele ziel. En zoals de eerste mens met lichaam [f. 274r] en geest gestorven was, zo is ook de bemiddelaar tussen God en de mensen geofferd, de mens Jezus Christus, opdat lichaam en ziel tot nieuw leven zouden worden gewekt.
Kortom, zoals we hierboven al zeiden, "De Vader is groter dan ik" slaat op de aangenomen menselijke vorm.
Orosius: Video te dum de uno Filio Dei inquireris duos introducere, ut dicas Filium Dei, Filium hominis. Orosius: Volgens mij introduceer je twee Zonen van God, als je het hebt over de Zoon van God en de Mensenzoon.
Agustinus: Non sunt duo fily sed unus, quia ille qui erat Dei Filius factus est Filius hominis unitate persone. Quia sicut anima et caro unus est homo, ita verbum et homo unus est Cristus. Duas substancias accepimus in uno Filio Dei: unam deitatis, alteram humanitatis -- non duas personas. Igitur si dixerimus duas esse personas, introducimus duos Filios Dei. Et ita non erit Trinitas sed Quaternitas.
Profecto enim per id quod erat semper equalis Patri ubique presens est et in celo totus et in terra totus et in nullo exemptus, pro eo quod homo et passus et mortuus et resurrexit, ascendit in celum, sedetque ad dexteram Dei Patris et sic veniet ad iudicandum vivos et mortuos, quemadmodum est visus ire in [ms: in in] celum, in Ade forma carnis atque substancia. Qui profecto immortalitatem dedit, naturam non abstulit.
Augustinus: Het zijn geen twee zonen, maar slechts één, aangezien hij die de Zoon van God was, de Mensenzoon is geworden, met heel zijn persoon. Want zoals een mens één is als lichaam en ziel, zo is Christus één als woord en mens. In één Zoon van God nemen we twee substanties aan: een goddelijke en een menselijke -- niet twee personen. Immers, als we zouden zeggen dat er twee personen zijn, dan introduceerden we twee Zonen van God. En dan zou er geen Drieëenheid maar een Viereenheid zijn.
In elk geval is hij via dat wat hij was altijd gelijk aan de vader en aanwezig in de hele hemel en de hele aarde, in alle opzichten, maar anderzijds heeft hij als mens geleden, is gestorven, verrezen, opgestegen ten hemel en zit aan de rechterhand van God de Vader en in die hoedanigheid zal hij komen oordelen de levenden en de doden, zoals men hem naar de hemel heeft zien gaan, in menselijke gedaante en substantie. Ook al is hij onsterfelijk, hij blijft menselijk.
Orosius: Vna est substancia Patris et Filij et Spiritus sancti. Et quomodo Filius sine Patre et Spiritu sancto suscepit carnem? Orosius: Vader, Zoon en heilige Geest vormen één substantie. Hoe kan de Zoon dan los van de Vader en de heilige Geest het vlees hebben ontvangen?
Agustinus: Neque persona Patris, neque Spiritus sancti, sed sola Filij persona suscepit carnem, et ut intelligas compara- [f. 274v] cionibus utar, ut ex creatura intelligas creatorem. Certe in anima est racio. Et anima est una. Et cum sint unum [ms: cum sit unum], aliud anima agit, aliud racio: anima vivit et racio sapit. Et ad animam pertinet vita et ad racionem pertinet sapiencia. Et tamen nec anima sine racione nec racio sine anima. Et cum unum sint, anima sola suscipit vitam, racio sola suscipit sapienciam.
Sed et Pater et Filius: licet unum sint et unus sit Deus, ad solum Cristum pertinet caro, sicut ad solam racionem pertinet sapiencia, licet non recedat ab anima. Tota igitur Trinitas operata est hominem quem non tota Trinitas assumpsit, sed sola Filij persona. [Deze passage is korter en simpeler in PL.]
Augustinus: Noch de persoon van de Vader, noch die van de heilige Geest, maar alleen de persoon van de Zoon heeft het vlees ontvangen. Om het je duidelijk te maken zal ik gebruik maken van vergelij- [f. 274v] kingen, zodat je uit het schepsel de schepper leert kennen. Welnu, in de ziel zetelt de ratio. En de ziel is één. Maar ofschoon ze één zijn, doet de ziel iets anders dan de ratio: de ziel leeft en de ratio denkt. Tot de ziel behoort het leven en tot de ratio de wijsheid. Niettemin is er geen ziel zonder ratio en geen ratio zonder ziel. Maar ofschoon ze één zijn, ontvangt alleen de ziel het leven en alleen de ratio de wijsheid.
Voor de Vader en de Zoon geldt iets dergelijks: ofschoon ze één zijn en er één God is, behoort het vlees alleen aan Christus, zoals de wijsheid alleen aan de ratio behoort, ofschoon die niet los komt te staan van de ziel. Dus de hele Drieëenheid is betrokken bij het menszijn, ook al heeft niet de hele Drieëenheid, maar alleen de persoon van de Zoon de menselijke vorm aangenomen.
Orosius: Voluntate genuit Pater Filium an necessitate? Orosius: Heeft de Vader de Zoon uit vrije wil of noodzakelijk voortgebracht?
Agustinus: Nec necessitate nec voluntate, quia necessitas in Deo non est. Preire sapienciam, voluntas non potest, que est Filius. Igitur prius est racionabiliter sapere quam racionabiliter velle. Nam quidam nostrum, cum eum interrogasset hereticus utrum volens an nolens genuerit Pater Filium, laudabiliter respondisse fertur: "Dic," inquit, "et tu heretice, Deus Pater necessitate est Deus an voluntate?" Quia si dixisset "necessitate", sequebatur illum grandis absurditas. Si autem "voluntate" respondebatur illi, ergo voluntate est Deus, non natura. Et dum laqueum voluit ponere, ipse incidit in laqueum. Et videns se convictum obmutuit. Augustinus: Noch uit noodzaak, noch uit vrije wil, aangezien er in God geen noodzakelijkheid is. En de wil kan niet voorafgaan aan de wijsheid omdat hij de Zoon is. Nee, eerst is er rationeel weten en dan rationeel willen. Een ketter vroeg ooit aan iemand van ons [aan een Augustijn? -- De anekdote is ontleend aan De Trinitate en heeft Augustinus zelf in de heldenrol] of de Vader de Zoon nu gewild of zonder te willen had voortgebracht. En die antwoordde, heel lovenswaardig: "Vertel jij me dan, ketter, of God de Vader noodzakelijk God is of uit vrije wil." Als de ketter namelijk "noodzakelijk" zou zeggen, zouden daaruit grote absurditeiten volgen. Zou hij echter "uit vrije wil"antwoorden, dan zou God dus uit vrije wil bestaan, niet van nature. Kortom, hij viel in de kuil die hij zelf gegraven had. En toen hij zag dat hij overwonnen was, deed hij er het zwijgen toe.
Orosius: Quomodo illud intelligendum est quid legitur: Sicut Pater habet vitam in [f. 275r] semetipso, sic dedit et Filio vitam habere in semetipso? Orosius: Hoe moeten we begrijpen wat er geschreven staat: Zoals de Vader leven in zichzelf heeft, [f. 275r] zo heeft hij ervoor gezorgd dat ook de Zoon leven in zichzelf heeft? [Joh. 5: 26]
Agustinus: Scimus Filium Dei a seipso non esse, sed a Patre genitum esse, et a nullo vitam accepisse. Dedit Pater Filio vitam gignendo, non quod prius fuerit Filius sine vita et postea acceperit vitam, sicut nos qui per peccatum amisimus vitam et per graciam Salvatoris accepimus. Ideo dicitur accepit vitam, quia non est a semetipso genitus. Pater non existendo dedit sed gingnendo. Augustinus: We weten dat de Zoon van God niet uit zichzelf bestaat, maar is voortgebracht door God en van niemand het leven heeft aangenomen. De Vader schonk de Zoon het leven toen hij hem voortbracht. Niet dat de Zoon eerst zonder leven was en daarna het leven kreeg, zoals wij, die vanwege de zonde het leven hebben verloren en door de genade van de Redder weer hebben gekregen. Er wordt dus gezegd dat hij het leven aannam [Phil. 2: 7: formam servi accepit, "de slavenvorm aannam"], omdat hij niet door zichzelf is voortgebracht. De Vader gaf het hem niet door te bestaan, maar door voort te brengen.
Orosius: Enim ex racione patuit quod Filius non sit secundum substanciam minor Patre, sed secundum formam servi quam assumpsit. Ideoque quod de missione Spiritus sancti sencias, numquid et ipse hominem assumpsit, ut missus esse dicatur edissere? Orosius: Het is nu wel duidelijk dat de Zoon niet qua substantie minder is dan de Vader, maar alleen naar de slavenvorm die hij heeft aangenomen. Maar wat denk je dan van de zending van de heilige Geest, die heeft toch zeker niet óók de menselijke vorm aangenomen, dat wordt gezegd dat hij gezonden is om te onderwijzen?
Agustinus: Sicut nec secundum substanciam dicitur seu [PL: seu; ms: se] missus seu minor Filius, ita nec Spiritus sanctus postremo. Sicut ille propter hominem minor aut missus, ita iste propter columbam vel ignem missus dicitur, scilicet quia non in eam substanciam qua equalis est Patri apparuit, sed ut dictum est per subiectam creaturam, idest per hominem, sic Spiritus sanctus per columbam vel per ignem. Sed facte ille visiones de creatura inferiore ad manifestandum Spiritum postea esse destiterunt. Numquam illa incomprehensibilis immutabilisque divinitas que est Trinitas Deus ab oculis carnalibus videri potest, nisi ut dictum est per subiectam creaturam. Augustinus: Zoals voor de Zoon geldt dat hij niet naar substantie wordt gezegd gezonden te zijn of kleiner te zijn, zo geldt dat uiteindelijk ook voor de heilige Geest. Zoals de Zoon naar mensengedaante kleiner is of gezonden, zo zeg je van de Geest in de vorm van een duif of van vuur dat hij gezonden is, aangezien hij niet verschenen is in die substantie die gelijk is aan die van de Vader, maar zoals gezegd als schepsel, dat wil zeggen in mensengedaante [Jezus], of in de gedaante van een duif of vuur, zoals de heilige Geest. Maar die verschijningen van nederige schepsels blijken dan later gemaakt te zijn om de geest tot uiting te brengen. De niet te vatten, onveranderlijke godheid die de drieëne God is, kan nooit door sterfelijke ogen worden gezien, tenzij, zoals gezegd, in de gedaante van een schepsel.
[f. 275v] Orosius: Filius autem Dei sic est de Patre, quomodo natus non quomodo datus. Ideoque quero quid distet inter nativitatem Filij et processionem Spiritus sancti. [f. 275v] Orosius: Maar de Zoon van God komt van de Vader, doordat hij geboren is, niet gegeven. Ik zou daarom graag willen weten wat het verschil is tussen de geboorte van de Zoon en het voortkomen van de heilige Geest.
Agustinus: Filius autem solius est Patris non Spiritus sancti, amborum Spiritus sanctus, idest Patris et Filij. Quod si Spiritus sancti filius diceretur, nullus autem filius nisi duorum, scilicet patris et matris, quod absit quod inter Deum Patrem et Filium tale aliquid suspicemur, quia nec Filius hominis similiter ex Patre procedit et matre. Quia cum processit ex Patre non tunc processit ex matre, in hanc lucem tunc non processit ex Patre. Spiritus vero sanctus non de Patre procedit in Filium et de Filio ad sanctificandum creaturam, sed simul de utroque processit. Augustinus: De Zoon komt echter alleen van de Vader, niet van de heilige Geest; de heilige Geest komt voort uit beiden, dat wil zeggen uit de Vader en de Zoon. Dus als je de heilige Geest "zoon" zou noemen, zou hij de zoon van twee zijn, dus van een vader en een moeder. Het is uitgesloten dat we tussen God de Vader en de Zoon zoiets kunnen vermoeden; de Mensenzoon is immers evenmin op soortgelijke wijze voortgekomen uit een vader en een moeder. Hij is uit zijn Vader immers niet op dezelfde manier voortgekomen als uit zijn moeder, dus in dat opzicht is hij niet voortgekomen uit de Vader. Anderzijds is de heilige Geest niet vanuit de Vader in de Zoon voortgekomen, en vanuit de Zoon tot een heiligend schepsel [omgevormd], maar is hij uit beiden tegelijk voortgekomen.
Orosius: Quomodo intelligendum est illud quod Iohannes ewangelista de Spiritu sancto dicit: Non enim loquetur a semetipso, sed quecumque audiet loquetur. Orosius: Op welke manier moeten we begrijpen wat de evangelist Johannes over de heilige Geest zegt: Hij zal echter niet vanzelf spreken, maar hij zal zeggen wat hij gehoord heeft [Joh. 16: 13]?
Agustinus: Non loquitur a semetipso quia non est a semetipso. Pater enim a nullo est natus, Filius a Patre est genitus, Spiritus sanctus a Patre et Filio procedens. Ideo Non loquitur a semetipso sed quecumque audit loquitur, scilicet a Patre, a quo est non temporaliter sed eternaliter, non visibiliter sed invisibiliter, loqui enim Spiritu sancto. Est occulta inspiracione [f. 276r] mentes nostras docere. Iuxta quod Dominus alibi ait: Spiritus ubi vult spirat et vocem eius audis, et nescis unde veniat aut quo vadat. Audire illi a se est. Esse autem a se non est, sed a Patre. Ideo quecumque audit loquitur. [Ms plaatst het laatste zinnetje in de volgende alinea, in de nieuwe vraag van Orosius. In PL ontbreekt scilicet a Patre ... aut quo vadat.] Augustinus: Hij spreekt niet vanzelf, omdat hij niet zelfstandig bestaat. Immers, de Vader is door niemand gebaard, de Zoon is voortgebracht door de Vader en de heilige Geest is voortgekomen uit de Vader en de Zoon. Vandaar: Hij zal niet zelf spreken, maar hij zal zeggen wat hij gehoord heeft, immers, de heilige Geest sprak vanuit de Vader, die niet tijdelijk is, maar eeuwig, niet zichtbaar, maar onzichtbaar. Het is door verborgen inspiratie dat hij onze geesten onderwijst. In dit verband zegt de Heer elders: De Geest blaast waar hij wil en je hoort zijn stem, maar je weet niet waar hij vandaan komt of waar hij heen gaat [Joh. 3: 8] Je hoort hem dus op zichzelf. Hij is echter niet uit zichzelf, maar uit de Vader. Vandaar: Hij zal zeggen wat hij gehoord heeft.
Orosius: Quero quid sit quod ait Appostolus ad Romanos scribens: Nam quid oremus, inquit, sicut opportet nescimus, sed ipse Spiritus postulat pro nobis gemitibus inenarribilibus. Qui autem scrutatur corda, scit quid desiderat Spiritus, quoniam secundum Deum postulat pro sanctis. Orosius: Ik zou graag willen weten wat de Apostel bedoelt in zijn brief aan de Romeinen als hij schrijft: Want wat wij horen te bidden weten we niet, maar de Geest zelf slaakt voor ons onuitsprekelijke zuchten. Degene echter die de harten doorzoekt, weet wat de Geest wil, aangezien hij volgens [de wil van] God bidt voor de heiligen [Rom. 8: 26-27].
Agustinus: Modo isto locucionis qui in Scripturis frequenter invenitur. Sicut Deus dicit ad Abraam: Nunc cognovi quod timeas Deum. Hoc est: cognoscere te feci. Et sicut dicit Appostolus: Nunc cognoscentes Deum [sic PL; ms: Nos agnoscentem], ymo cogniti a Deo. Semper omnia in presencia Dei sunt, antequam facti aut presencia sunt, futura iam facta sunt. Quomodo dicitur: cogniti a Deo, non: facti a Deo, ut cognoscamus Deum, sic et hic scribitur Spiritum sanctum gemere pro nobis, idest gementes nos facere, infundens nobis caritatem in Deum et proximum. Sicut enim dicimus letum diem qui letos nos facit, aut letam epistolam que nos letificat, ita et hic gemere dicitur Spiritus sanctus eo quod gementes nos facit. Augustinus: Dat is een manier van uitdrukken die je vaker tegenkomt in de Schrift. Zo zegt God tegen Abraham: Nu weet ik dat je God vreest [Gen. 22: 12]. Dat wil zeggen: ik heb je doen weten. En zo zegt de Apostel: Nu jullie God kennen, of beter gezegd, gekend worden door God [Gal. 4: 9 -- het citaat luidt in de Vulgaat: Nunc autem cum cognoveritis Deum, immo cogniti (sitis) a Deo -- "Nu jullie echter God hebben erkend, of beter gezegd, door God zijn erkend"]. Voortdurend zijn alle dingen bij God aanwezig, voordat ze gemaakt zijn zijn ze al aanwezig, zijn de toekomstige dingen al gemaakt. Zoals er staat: "gekend door God", in plaats van: "gemaakt door God, opdat wij God kennen", zo schrijft hij ook hier dat de heilige Geest voor ons zucht, dat wil zeggen: hij doet ons zuchten, en vult ons met liefde voor God en onze naaste. Net zoals we een dag die ons blij maakt een blije dag noemen, of een brief die ons blij maakt een blije brief, zo hebben we het ook over een zuchtende heilige Geest, als die ons doet zuchten.
Epimedium

29 augustus 2001
Herzien op 27 januari 2002
Tekst © Maarten Arends