Rijk en beroemd in de 18e eeuw Wat is een philosophe? De salons De boekenwereld
Wat is een philosophe?

De philosophes waren de Bekende Fransen van de achttiende eeuw. Sommige philosophes waren inderdaad filosoof, anderen schreven wel eens een boek of een artikeltje, maar een zeer groot deel hield zich voornamelijk bezig met het opluisteren van feestjes, waar ze de sfeer dan gaande hielden met het maken van snedige opmerkingen. Zoals er op de Nederlandse televisie tal van "sterren" rondlopen van wie niemand weet wat ze nu eigenlijk doen, behalve beroemd zijn, zo waren er philosophes met de reputatie van een groot denker, zonder dat iemand ooit ook maar één groot denkbeeld over hun lippen had horen komen.

Kortom, een philosophe was een schrijver van scherpzinnige teksten, of iemand die deed alsof. In ieder geval waren ze waanzinnig populair bij de Parijse jet-set. Ze werden tot in de hoogste kringen ontvangen en soms zelfs door de koning zelf. Het feit dat veel philosophes niet van adel waren of zelfs ook maar rijk, maakte het alleen maar pikanter.
Geen wonder dus dat menig arm provinciaaltje ervan droomde te worden zoals zij. Doordringen tot het hof, veel geld verdienen met erebaantjes, met een edelvrouw trouwen, misschien zelfs met een prinses en dan zelf van adel worden, daar verlangden ze naar. En de philosophes leken daarin geslaagd te zijn.
Je kon natuurlijk het zekere voor het onzekere nemen, de handel ingaan en door flink sappelen zó rijk proberen te worden dat de hoge adel gewoon niet meer om je heen kon, al was het maar omdat je meer geld had dan zij. Je kon dan proberen een adellijke titel te kopen of je dochters uithuwen aan een edelman-in-geldnood. Maar er gingen vaak generaties overheen voordat dat lukte.
Een tweede mogelijkheid was de advocatuur in te gaan en langs die weg op te klimmen tot een hoge ambtelijke positie, met bijbehorende jaargelden en eventueel een titel. Inderdaad werd dat vrij veel gedaan. Je moest dan wel eerst rechten gaan studeren -- en dat was natuurlijk niet voor iedereen weggelegd.
<<* De hogere geestelijke ambten (deken, bisschop en hoger) werden vrijwel uitsluitend door de adel bekleed. Daar stroomde ook het grote geld naartoe. De gemiddelde aartsbisschop in Frankrijk verdiende 100.000 livres per jaar (die van Parijs zelfs 200.000) -- en dan kreeg hij bovendien kost en inwoning volledig vergoed.
De derde en meest populaire mogelijkheid was priester worden. Ook daar moest je voor gestudeerd hebben, maar dat hoefde je niet zelf te betalen. Het enige nadeel was dat het voor iemand van eenvoudige afkomst moeilijk was om hoger te klimmen dan de positie van dorpspastoor.* En door de massale belangstelling lukte velen zelfs dat niet. Tegen 1789 was er een onderklasse van zo'n 125.000 werkloze priesters ontstaan die allemaal wanhopig probeerden een benefice te bemachtigen (een kerkelijk baantje waaraan een jaargeld verbonden was), niet in staat het glazen plafond te doorbreken.
Bij een loopbaan als philosophe had je dit soort problemen niet, leek het. Om te beginnen had je er geen speciale opleiding voor nodig: iedereen kon philosophe worden. Wat je moest weten kon je jezelf aanleren uit de boekjes en verder kwam het er op aan goed te kunnen praten en goed te kunnen bluffen. Van een glazen plafond had je ook al geen last, want zaten er geen philosophes tot in de hoogste regionen? Juist het feit dat ze zich zo amicaal rondbewogen in de hoogste kringen, maakte hun "beroep" zo aantrekkelijk. (En dan heb ik het nog niet eens gehad over de geest van rebellie, hervorming en nieuw!, die uit hun werken opsteeg. Welke gefrustreerde puber zou zich daar niet door laten verleiden?
In werkelijkheid zat het natuurlijk een beetje anders, maar dat kon de naieve provinciaal niet weten. Een goede opleiding hielp bijvoorbeeld wel degelijk. Diverse geslaagde philosophes waren geestelijke, jurist of liefhebberden wat in de natuurwetenschappen. En het glazen plafond was er ook. Van de philosophes in de hoogste kringen was het ene deel al van adel (en dus net zo proletarisch als de gemiddelde PvdA-minister) en werd het andere deel niet voor vol aangezien. Toch zijn er wel voorbeelden van volstrekte outsiders die van niet iet werden. La Harpe bijvoorbeeld, een wees, of Maury, zoon van een schoenmaker. Maar zij waren uitzonderingen.

[Rijk en beroemd in de achttiende eeuw][De salons][De boekenwereld]

Epimedium
4 september 2001
Tekst © Maarten Arends
Een eerdere versie van dit artikel verscheen in Epimedium 107 (december 1999 / januari 2000).