Henk Oosterling, Radicale middelmatigheid, Meppel/Amsterdam: Boom Essay, 2000. 144 pp.  
Door Patrick van IJzendoorn -- Leven of geleefd worden. Over de spanning tussen deze bestaansvormen handelt, als ik het allemaal goed heb begrepen, de zeven essays tellende bundel Radicale middelmatigheid van de Rotterdamse filosoof Henk Oosterling.
Aanvankelijk begreep ik de term "middelmatigheid" zoals hij in het gezegde "Middelmaat siert de straat" wordt gebezigd, daar de grootste gemene (en middelmatige) deler heerst op de vrije markt waar we slaapwandelend zijn beland. In het voorwoord legt de fraaie stilist Oosterling echter uit dat de term letterlijker moet worden genomen. Het gaat over de mate en de kwaliteit waarin we uiteenlopende middelen (of media) als prozac, cocaïne, gsm, televisie en de auto gebruiken. Deze middelen hebben met elkander gemeen dat ze beginnen als bevrijding van pijn, benepenheid, ruimte, verveling, tijd en andere ongemakken.
Dit is het triomfantelijke verhaal van de technologie die de chaos aan banden legt en afrekent met de willekeur van het lot. Minder blij is de frankensteiniaanse visie, waarin de bevrijding uiteindelijk eindigt als een probleem: de hoogmoedige mens verliest de controle over zijn eigen schepping. "Als consumptie excessief wordt, bestaat het gevaar dat de gebruikers zelf worden geconsumeerd," zo legt Oosterling in de Maat der Middelen uit.
Uiteindelijk worden we zelf media, hetgeen een citaat op de achterkaft reeds verraadt: "Hoe meer we ons door de media laten omarmen, hoe middelmatiger we als gebruikers worden: van gsm tot auto staan de media in ons vlees gegrift." Vrijheid is uiteindelijk de mate waarin we zijn aangesloten op een netwerk. "Iets concreter: zodra lidmaatschap en kaartverkoop van voetbalwedstrijden in een gesloten circuit worden kortgesloten om het vandalisme tegen te gaan en toegang tot de sensorisch gemarkeerde rijks-, provincie-wegen en stadswijken alleen weggelegd is voor pinveilige en kredietwaardige automobilisten, wordt duidelijk wat deze vrijheid waard is."
Deze passage staat in het essay Informatisering. Hierin legt de auteur uit dat informeren niet alleen het doorgeven van informatie is, wat vaak wordt gedacht, maar dat mensen tegelijkertijd tot informatiedragers worden gevormd, en dat binnen een zelfverzekerd, informationeel kapitalisme dat "niet alleen wil spelen, maar uitsluitend wil scoren".
Kenmerkend voor deze scoringsdrang is onder meer de term hit binnen het internetgenootschap. Niet gehinderd door enige kennis van zaken, jubelen politici over de zegeningen van de IT. Informatiseringsminister Rogier van Boxtel ziet de massale transport van (waarschijnlijk afgedankte) computers richting achterstandswijken als dé oplossing voor de problemen aldaar, terwijl te voorzien is dat het aantal hits op de Wehkamp-websites vanuit die wijken vooral zal lijden tot nog meer werk voor schuldsaneerders.
Ondertussen stellen politici weinig meer voor in een door media doordrenkt netwerk waar volgens Oosterling de maat van de politieke gebeurtenissen niet bepaald wordt door inhoudelijk beleid, maar door steekproeven, enquêtes en partijcongressen. In pogingen toch nog iets voor elkaar te krijgen, blazen bureaucraten de middelmatigheid op tot groteske proporties. De strijd tussen actieve wil en het passieve lot, werkt als een opwaartse spiraal.
In het essay Bodycultuur schrijft de filosoof dat de toekomstige middelmatigheid elke verbeelding tart: "In een vergevorderde informationele samenleving zullen niet alleen de bouwstenen van lichamen nanotechnologisch en biogenetisch worden herschikt, nagenoeg ieder deel van het lichaam kan vervangen worden door een menselijk of dierlijk implantaat." Deze tijd zal, zo voorspelt hij, minder heldhaftig zijn dan de makers van de film The Matrix ons voorschotelen.
Interessant is de excursie die Oosterling in Interval maakt naar Japan, zijnde "een weerbarstig element in de globale informationele cultuur" waar "een radicaal middelmatig spel wordt gespeeld tussen zijn en schijn". Hoewel de Verlichting aan dit land voorbij is gegaan, bestaat er een geheimzinnige harmonie tussen leven en geleefd worden, tussen authenticiteit en vervreemding waar de Westerlingen al eeuwen vergeefs naar zoeken. "Individuele beslissingen worden altijd gemaakt met het oog op de harmonie van de groep. (...) De stilering van zo'n "verstand"-houding tot de wereld en de anderen vormt de basis van de Japanse bestaanskunst, omdat het levenslange leerproces geen eind kent. Dit proces is even onzichtbaar als onwrikbaar vastgelegd in een formeel systeem van dan-graden, dat na de introductie van judo in het Westen al snel door gekleurde banden moest worden weergegeven: zichtbaar en door de vereiste examens lucratief," aldus Oosterling, het verschil tussen beide culturen beeldend wedergevend.
In een wereld waarin alles gecategoriseerd, beschreven -- kortom: gevormd is, bestaat nog het ongevormde dat ons ontglipt en ons op onverwachte momenten overvalt. Christenen schrijven dit toe aan de Goddelijke voorzienigheid, de Franse filosoof Jean Baudrillard heeft het over het ironische Object dat de mens treitert, en politici spreken over een ramp. Zou Oosterling op hetzelfde doelen wanneer hij aan de niet te filmen radicale middelmatigheid denkt, die naar zijn mening het wezenskenmerk is van de hedendaagse politiek-esthetische stilering? Hij sluit af met de constatering dat radicale middelmatigheid een blinde vlek is, "die ons enerzijds in staat stelt -- authentiek -- ons leven denkbaar te maken en ons denken leefbaar, maar ons anderzijds -- als vervreemden -- confronteert met de ondenkbaarheid van ons leven en de onleefbaarheid van ons denken".

Epimedium
13 augustus 2001
Tekst © Patrick van IJzendoorn