We worden doodgegooid met informatie. Kan dat niet wat minder? Patrick van IJzendoorn bespreekt Arjen Mulder: "De burger is gelukkig een professionele toerist geworden." Economy class naar
	het paradijs
Arjen Mulder, Levende systemen: reis naar het einde van het informatietijdperk, Amsterdam: Van Gennep, 2002. 232 pp. Prijs: € 19,90.
Door Patrick van IJzendoorn -- De oud-papierdoos onder de brievenbussen in de fietsenstalling zit vol folders van pizzeria's, politieke partijen, woningzoekende tweeverdieners, paranormale oplichters uit warme oorden, hondenpoepbestrijders en publieke omroepen die de straat waarin ik woon als filmset willen benutten. De "nee-nee"-stickers kunnen de schreeuw om aandacht niet aan. Iedereen wil me informeren. Zelfs de virtuele brievenbus van xs4all is amper bestand tegen mediabedrijven met hun bulkpost.
Voor de vooruitgangswerkers van de moderniteit was informeren de ecomomy class naar het paradijs, ja, een pijler van het maakbaarheidsideaal. Het woord informeren bevat niet voor niets het werkwoord "vormen". Kneden dus. Disciplineren. "Informatie deelt mee en zet tot handelen aan. Informatie verandert mensen, met informatie kun je de wereld verbeteren," zo luidt kort gezegd de mantra van de verlichters, voor wie Jürgen Habermas, auteur van De theorie van het communicatieve handelen (beter bekend als "Het blauwe monster") de geestelijk leider is.
Deze utopische visie heeft de laatste decennia kritiek ontmoet: informatie dééd alsof ze ergens over informeerde. Het was echter simulatie! Het leek over buiten te gaan, maar het ging uiteindelijk toch slechts over binnen. Sterker, informatievoorzieners worden steeds vaker gebruikt voor andere doeleinden, zoals amusement en het laten opwekken van prettige gevoelens. Als het maar leuk is. Er gaan geluiden op om computers op scholen een onbedoelde functie te geven, ze bij wijze van newtoniaans experiment uit het raam te gooien.
Desalniettemin.
Het gefolderte dat in het fietshok wacht op het transport naar de recyclingsfabriek doet vermoeden dat de heilzame werking van informatie nog redelijk intact is. In Levende systemen: reis naar het einde van het informatietijdperk beschouwt essayist en bioloog Arjen Mulder informatie, na materie en energie, als het derde element. "Informatie is alle orde die te ontdekken valt in een newtoniaans universum dat spontaan vervalt tot wanorde. Informatie is de onwaarschijnlijke brug die de materie en energie bijeenhoudt."
Mulders buitenwetenschappelijke onderneming, bestaande uit dertien essays, leidt onder meer langs de Spaanse burgeroorlog zoals beleefd door George Orwell, het Zaïre van de zichzelf voor de gek houdende journaliste Lieve Joris, de utopische stadstaat Zuid-Limburg, de mediatheorie van Marshall McLuhan, de foto's van Rineke Dijkstra, de cinema van Jean-Luc Godard, de dichters Lucebert, Slauerhoff en Faverey en het tragische leven van Anna Kavan. Het is een reis door een star wiskundig universum naar een levende, biologische hel. Het laatste is niet (meer) het domein van het heersende "ik", maar van de geheimzinnige "ander", niet van de metafoor maar van de metamorfose, niet van de informatie techneuten maar van de goden. Het is het domein van het vierde element. Het bezoeken meer dan waard.
Maar: laat varen alle hoop.
De burger is gelukkig een professionele toerist geworden, een graaggeziene gast in een even onbegrijpelijke als ongrijpbare wereld, een gebied waar hij niet de macht heeft. Hij voelt zich als een beroepspoliticus die met Pim Fortuyn aan tafel zit, of om bij het besproken boek te blijven: als Orwell die de Spaanse Burgeroorlog wegens blessures moest verlaten en van de ene op de andere dag toerist werd. "Een stad die hij tot dan toe alleen functioneel had bezien -- 'eenvoudig een stukje oorlog' -- verandert zodra hijzelf zijn functie kwijt is -- 'onbruikbaar verklaard' -- in iets wat ze nooit eerder was: iets interessants. Opeens duiken overal details op die de aandacht trekken, de fantasie prikkelen, die het waard zijn bekeken te worden. Zelfs de waterval die tot dan toe alleen maar handig was, blijkt boeiende aspecten bezitten."
Letterlijk en figuurlijk heeft Orwell zijn macht over de omgeving, over de dingen verloren. Hij is geen Subject meer. Hij is zichzelf niet. Hij is even ontsnapt uit de geschiedenis, ontkomen aan de vooruitgang. "Interessant zijn de delen uit een oeuvre waarin de auteur erin slaagt zich los te schrijven uit de beperkingen van zijn tijd en in de tijd terechtkomt waarin wij hem lezen," beweert Mulder verderop. Dit gaat ook over hemzelf.
Het idee van de totaliteit (Mulder: "Je herkent de modernist aan zijn voorkeur voor het woord totaal ") is vervlogen, en onmogelijk bovendien. Modernistische waarden als kritiek ("De kunst- en cultuurkritiek zijn uitgepraat. Of beter: iedereen praat mee"), betekenisgeving, waarheid, identiteit en informatie zijn de houdbaarheidsdatum gepasseerd. Ze zijn hun doel voorbijgeschoten en keren zich opeens tegen de mens, gelijk het besturingsprogramma dat de aanval op de schermslaaf opent (waarna de computer waarschijnlijk uit het raam naar beneden zeilt).
Na de ramp met de tanker Exxon Valdez werd het oliebedrijf, met het oog op het proces, gevraagd alle bedrijfsinformatie te geven. Het zou jaren duren eer alle geleverde documenten zouden zijn gelezen, laat staan eer dit informatiebombardement is beoordeeld. De rechters waren lamgeslagen, op z'n minst toe aan vakantie. Even de boel de boel laten, om met Arjan Ederveen te spreken.
Een dergelijk terugtreden komt de verbeeldingskracht ten goede, weet Mulder uit eigen ervaring. "Op vakantie in de vrije natuur komt de eerste dagen een vast pakket ongewenste herinneringen boven, waar ik wanhopig van word, doodop -- maar dat was ik natuurlijk al, daarom herinner ik het me, en na een paar dagen rust zakken de demonen van vroeger weer weg en wordt mijn hoofd opnieuw leeg genoeg om nieuwe beelden op te nemen..."
In de poëtische ruimte van het nietsdoen, van het er-even-niet-zijn gaat het niet om verlangen maar om verleiden. De bezoeker is een dichter die zichzelf, per gedicht, gebruikt als het medium van een voorwerp. "In zijn gedichten staan geen woorden die het ding aanduiden, maar louter woorden die worden aangezogen door het ding, woorden die het ding liggen en bevallen. De dichter registreert die," schrijft Mulder in zijn essay over Hans Faverey. Deze bezoekersruimte betreft een levend systeem, een wereld van geven en nemen. Net als Jean Baudrillard -- wiens geest ook op plaatsen aanwezig is waar deze "David Bowie van de filosofie" niet expliciet wordt genoemd -- beweert Mulder dat de dingen, buiten de menselijke sfeer, een eigen bestaan leven, met eigen bedoelingen. "Een boom laat gericht een tak op je hoofd vallen, als een strenge schoolmeester die je afwezige geest bij de les wil hebben. Er zijn begripvolle dingen, dingen die medelijden koesteren voor een mens en zijn gehannes."
Al doende komt Mulder aan bij een mythische constellatie, een levend systeem waarin alles onzeker is, iedereen onmachtig, de chaos zichzelf organiseert en waarin de goden een eigen leven leiden, in ieder geval weinig interesse hebben in het reilen en zeilen der willende ongevormden, het lijdende maar gewoon doorfeestende verschijnsel "mens". Deze onverschilligheid toonden de goden in de tijd van Epicurus ook al. En zo zijn wij, reizende postprimitieven, weer terug bij af, verlost van het willen. Een treurige conclusie in de ogen van hen die geloven in de gestage vooruitgang van het een en ander, van hen die me op de hoogte blijven houden van verkiezingen, wetswijzigingen en huis-aan-huis inzamelingen van klein chemisch afval.

 
 
Epimedium

10 april 2002
Tekst © Patrick van IJzendoorn