Jean Baudrillard, The Illusion of the End, London: Polity Press, 1994, 123 pp. Prijs: fl. 29,90.  
Door Patrick van IJzendoorn -- Het theoretisch terrorisme van de Franse filosoof Jean Baudrillard zorgt voor een schizofrene combinatie van bewondering en onbehagen. Zijn observatie dat “alles is gerealiseerd”, klinkt weinig overtuigend als we kijken naar de ellende die we dagelijks aantreffen op het beeldscherm. Baudrillard noemt dergelijke sentimenten politiek gezien correct, maar op intellectueel gebied anachronistisch. Hij daagt zijn lezers uit om een sprong te maken in het denken, want het is geen uitdaging om schaduw te zoeken onder het afdakje van kritische waarden. De navelstreng tussen theorie en praktijk snijdt Baudrillard met zijn vlucht naar het virtuele nagenoeg door.
In het reële daarentegen weet hij zich geen raad. Om die reden ging hij niet in op de uitnodiging van de Franse uitgeverij Presses de la Cité om, naar aanleiding van zijn essay “La Guerre du Golfe n’a pas eu lieu”, een geheel verzorgde journalistieke reis naar de Golfoorlog te maken, al had het hem wél leuk geleken om er samen met Paul Virilio heen te gaan: als Dupont en Dupond.

Baudrillard vertelt niet wat we moeten doen
Levend in het virtuele laat Baudrillard de praktijk ver achter zich. De hongerende mensen in Soedan lijken in deze situatie analoog aan de wielrenner die tijdens een Alpenetappe virtueel in de gele trui rijdt. De welvaart is er al, deze moet alleen nog gerealiseerd worden, maar dat is een kwestie van tijd. Over die weinig interessante tijd springt Baudrillard heen om vervolgens te speculeren over de fatale gevolgen van die realisatie.

Sommige critici vinden dat te gemakkelijk en zien in Baudrillard een vertegenwoordiger van “de postmoderne carnavalsoptocht” of ze verwijten hem een bleek mensbeeld te hebben. Het ontbreken van concrete handelingsmogelijkheden op sociaal, politiek en ethisch gebied was voor de Tilburgse socioloog Wouter van Gils na zijn dissertatie Het obscene lot: een kritiek van de illusie volgens Baudrillard zelfs reden om de Parijzenaar vaarwel en “geen tot ziens” te zeggen. En ook de Rotterdamse cultuurfilosoof Henk Oosterling ontdekte geen handelingsperspectieven, die hij daarentegen wel aantrof bij de differentiedenkers. “Een kritiek op zijn transesthetische project waarin schijnbewegingen nog de enige realiteit lijken te zijn, omdat de pathos niet meer doorwerkt, vereist een hypo-kritische houding. De vraag wat nog de ethische en politieke consequenties zijn van een dergelijke vorm van zelfondermijnend en zelfreferentieel denken en schrijven, blijft onbeantwoord,” schrijft Oosterling in zijn proefschrift Door schijn bewogen.

De tijd van revoluties is voorbij
Inderdaad, bij Baudrillard is er geen kritische analyse van concrete situaties. Die tijd hebben we gehad, meent hij, aangezien er geen politieke of artistieke avant-garde meer is die in de naam van verlangen of revolutie iets kan bewerkstelligen.
Hilarisch is zijn beschrijving van de onmogelijkheid om te demonstreren in Santa Barbara. Door de totale transparantie, de perfectie van een Californische plaats is er allereerst de vraag: waar moeten we ons verzamelen? En als dat al gelukt is, kunnen de betogers “slechts rondjes draaien in het bos, onder het wakend oog van de betogers zelf”. Alles verdwijnt er en alles wordt er geabsorbeerd.

Het is overigens niet veel anders in New York, waar de stedelijkheid volgens Baudrillard een punt bereikt heeft waarop het niet langer nodig is haar tot uitdrukking te brengen of een politiek karakter te geven. “Bovendien is New York geen politieke stad meer, en de zeldzame demonstraties van deze of gene ideologische groepering hebben altijd iets lachwekkends,” schrijft hij in Sideraal Amerika. Tussen de, volgens zijn landgenoot Albert Camus, op grafzerken gelijkende wolkenkrabbers is eerder plaats voor objectieve massastrategieën, zoals toen nadat de gemeente “illegale” oversteekplaatsen had gebarricadeerd omdat wild overstekende voetgangers het verkeer zouden ophouden. Tevergeefs: de chaos was gigantisch. Hekwerken werden simpel weggeschoven, voetgangers staken halverwege de straat over en het verkeer stond als vanouds hopeloos vast. Dit heeft veel weg van het Beaubourg-effect: het stille, inerte en massale “verzet” dat instituten laat imploderen. Dat was ook de strategie van de Chinezen in Australië die zich bedreigd voelden door de overwinning van de radicaal rechtse Eén-Natie partij. Ze probeerden deze politieke beweging lam te leggen door massaal lid te worden van deze populaire regeringspartij om vervolgens de leider weg te stemmen.
Achter deze strategieën zit nog een zeker doel, hetgeen niet kan worden gezegd van de fabrieksstaking in Frankrijk, begin jaren zeventig, die Baudrillard beschrijft in Symbolic Exchange and Death. Zonder doel en motief stopten de arbeiders collectief met werken, en collectief werd het werk weer hervat. Het leidde tot verwarring bij vakbonden, werkgevers en overheden.
Volgens Baudrillard is dit een goed voorbeeld van een symbolische revolutie. Kenmerkend voor zo’n pure gebeurtenis is het opheffen van de code en de opheffing van de scheidslijnen. Het is de enige effectieve vorm van verzet. Het systeem staat machteloos tegen een staking die zich onttrekt aan de wetten van middel en doel.
Hoewel het niet “staken om het staken” was, komt de landelijke staking in Denemarken, twee jaar geleden, in de buurt omdat de eis om meer vrije tijd zonder gelijkblijvend salaris uitzonderlijk is en omdat de staking niet gepaard ging met demonstraties of politiek fanatisme. In NRC Handelsblad schreef correspondente Petra de Koning: “Woede? Onrust? De schilders drinken bier, koffie, ze roken, praten met elkaar, ze klappen even voor de toespraak van de voorzitter. Maar niemand wil het woord.” De Denen staakten dan ook niet om meer geld, zoals dat meestal het geval is, maar om meer vrije tijd.
Denkbeeldige oplossingen
Conform zijn virtuele perspectief houdt Baudrillard zich bezig met de wetenschap van de denkbeeldige oplossingen: de patafysica, als een samenstel van ideeën dat ons voorbij het subjectcentrisme en voorbij een doelgericht verlangen moet brengen. Het humanistische succesverhaal is de reden waarom wij als sterfelijke wezens over het algemeen weinig kunnen met het principe van de ruil, de countergift. Geinspireerd door de Franse antropoloog Marcel Mauss -- bekend van zijn Essai sur le don (1923) -- gaat het bij Baudrillard om ontvangen en met rente teruggeven. Een beetje zoals de handplant in Willem Frederik Hermans’ laatste roman Ruisend Gruis: deze plant groeit aan de hand en de enige manier om hem los te maken is het groeisel aan een ander te geven.
Om het principe van de ruil toe te passen op het gebied van de informatie, introduceert Baudrillard in The Ascent of the Vacuum “The Stealth Agency”, een groep mensen “attempting to give the most precise non-information about that absence of events”. Maar ook zijn minachting voor politici en zijn “pleidooi” voor nog meer onverschilligheid, passen in dit kader.
Een countergift kan ook op materieel gebied plaatsvinden, waarmee we in de buurt komen van de situationistische strategieën van weleer. Er zijn verhalen bekend van een man die op straat aardbeien uitdeelde en van een vrouw die bankbiljetten aanbood aan een rij wachtenden in een bankfiliaal. “Both terrify the customers. Everyone takes the leaflets, but very few strawberries are eaten,” aldus de Britse filosofe Sadie Plant.
In Amsterdam verspreidden krakers een decennium terug 16.000 nep-cadeaubonnen in de Vroom & Dreesman, hetgeen zorgde voor consternatie en een obscene consumptiedrift. Eind 1999 kwam het Instituut voor Economische Disharmonisatie in het nieuws, een actiegroep die prullaria van het grofvuil uit Amsterdam-Zuid verhuisde naar de schappen van De Bijenkorf alwaar het gretig gekocht werd. Dergelijke strategieën tasten de maatschappelijke orde aan, die gericht is op nut en winst. In het verlichtingsdenken is geen ruimte voor verspilling of barbaars vandalisme.
Panisch waren dan ook de reacties op de rebellerende voetbalsupporters in Marseille tijdens het wereldkampioenschap van 1998. Tussen al het moralistische gehuil gaf de Britse conservatief Alan Clark in The Times een fris commentaar. Hij brak de consensus door een vergelijking te trekken met de middeleeuwse steekspelen en te wijzen op het principe van de ruil: “You cannot expect teams of supporters to stand by and be sneered at and spat and have missiles thrown at them. You are going to get some kind of exchange.”
Weg met de vooruitgang
Een levensader in Baudrillards werk is de vraag wanneer de mensheid zich eindelijk bevrijdt van de terreur van de vooruitgang. Of beter: hoe ziet de wereld eruit als de verlichte ballon implodeert? In The Spectre of the Will spreekt hij de vrees uit dat zo’n situatie ondraaglijk is: “We want to will -- that is the secret -- just as we want to believe and want to be able (pouvoir), because the idea of a world without will, belief and power (pouvoir) is unbearable to us.”
Wantrouwen in de media zou het fatale einde van de wereld betekenen. De meeste energie van de politiek gaat dan ook naar het in stand houden van het simulacrum. Het geloof in causaliteit, maakbaarheid, macht, representatie en vrijheid moet hoe dan ook gehandhaafd blijven.
Daarom is “zinloos geweld” een ondraaglijk verschijnsel. Het móét een zin hebben, dacht ook de Enschedese politicoloog Andries Hoogerwerf toen hij in de toenemende ongelijkheid de oorzaak zocht van het “zinloze” geweld. Het is enigszins zorgwekkend dat de Volkskrant een dergelijke wanhoopskreet belangrijk genoeg vond om de krant mee te openen.
Overigens, diezelfde krant plaatste een tweetal weken later een suggestief bericht (“Britse minister Short noemt noodkreten voor Soedan onnodig”) over de Britse minister Clare Short die tegen The Guardian had gezegd dat de televisiebeelden uit Soedan onnodig en misleidend waren. Volgens Short kunnen regeringen het benodigde geld gemakkelijk zelf opbrengen en moeten de negatieve beelden in een bredere context worden geplaatst: “Grote delen van de media zijn gefixeerd op rampen. Het publiek in de geïndustrialiseerde landen wordt een oppervlakkige of misleidende indruk gegeven van de oorzaken van de armoede. Dit is een belediging voor hun intelligentie. Het voedt gevoelens van hulpeloosheid, die tenslotte leiden tot een verminderde actieve bijdrage. Dit is compassie-moeheid. Een gevoel overspoeld te worden met problemen die je toch niet kunt oplossen.”
Over de rampen die de Derde Wereld treffen komt Baudrillard trouwens met interessante speculaties. In Catastrophe Management stelt hij dat de Derde Wereld haar economische schuld meer dan terugbetaalt middels rampenspektakels, die naast goede kijkcijfers (reclame-inkomsten!) zorgen voor een slecht geweten bij de westerlingen, die dat proberen weg te poetsen door middel van “gulle” donaties. Liefdadigheid als laatste fase van het kapitalisme.
We moeten weer illusies hebben
De meeste politici houden, meestal met hulp van hun onderdanen, het simulacrum echter op alle mogelijke manieren in stand. Tijdens de rellen in het Parijs van mei 1968 werd een student gedood. De officiële doodsoorzaak was een messteek, maar in werkelijkheid vond hij de dood door een politiekogel. Om de situatie niet helemaal uit de hand te laten lopen, raakte de zaak mede door de loyaliteit van de gaullistische ouders in de doofpot.
Dichter bij huis speelde minister Annemarie Jorritsma een dubieuze rol bij de kwestie-Schiphol -- maar wat meldde NRC Handelsblad na het debat? “Heeft minister Jorritsma van Verkeer en Waterstaat in 1995 een politieke doodzonde begaan en de Tweede Kamer voor de gek gehouden, of heeft ze te goeder trouw de lage groeicijfers van Schiphol gehanteerd? Die vraag speelde gisteren de hoofdrol in een kamerdebat over Schiphol, maar geen kamerlid die haar durfde te stellen, laat staan beantwoorden.” Sterker, wie de sacrale consensus verstoort, is een dwarsligger, hetgeen in de Nederlandse polder een doodzonde is. Politiek is vervangen door beleefdheid die niet meer een op de sociale realiteit aangebracht vernislaagje is, maar de realiteit zelf. De schijn is werkelijkheid geworden en politici een persiflage van zichzelf.
Baudrillard wil juist een herstel van de illusie en schrijft daarover in De fatale strategieën: “Tegen het echte van het echte, tegen wat echter is dan echt (en onmiddellijk pornografisch wordt), tegen de obsceniteit van de evidentie, tegen die vunze promiscuïteit met zichzelf die gelijkenis heeft, moet de illusie worden hersteld, moet de illusie worden hervonden, die immorele en tegelijkertijd kwade macht om hetzelfde van hetzelfde los te maken die verleiding heet. De verleiding tegen de terreur: dat is de inzet, een andere is er niet.” Met toenemende moedeloosheid spreekt hij over de politiek en de obsessieve democratiseringspogingen. Baudrillard wijst gaarne op het tautologische principe dat zich achter de volksstemmingen ophoudt.
Afgezien daarvan verdwijnt in een transparante wereld ieder criterium om het werkelijke van de schijn, de oorspronkelijke waarheid van het commentaar en de werkelijke gebeurtenis van de registratie te onderscheiden. En dat kan nooit de bedoeling zijn van de verlichters, meent hij in zijn dagboeken: “Bringing out this analytic truth of the object, the world and the social sphere by deconstructing their appearances is the aesthetic and political move of modernity. Now it is precisely the opposite which needs to be done: one has to see through the identity to bring forth the mask. One has to see through the truth to bring forth the illusion and the secret alterity.”
Hier komt één van Baudrillards stokpaardjes naar voren. Hij is van mening dat de wereld onbekend aan ons gegeven is en dat de mensheid dit geschenk nog raadselachtiger moet teruggeven. We moeten de wereld niet verklaren, bemeesteren, berekenen, betekenen en besturen, aangezien dat leidt tot gewelddadige gelijkschakeling. Het denken herleidt voortdurend het onbekende tot het bekende en ontrafelt het geheim ervan door het zich eigen te maken.
Nee, de echte taak van de theorie is om haar object te compliceren. “The world is what it is and that’s all there is to it. And such as it is, it is of the greatest necessity,” beweert hij op zijn wittgensteiniaans. Regelmatig zet Baudrillard een deur open naar een soort vrolijke wetenschap, waarbij de dingen en de verschijnselen moeten worden opgevat in termen van humor. Theorieën zijn voor hem over het algemeen vallen die men zet in de hoop dat de werkelijkheid naïef genoeg is om er in te trappen. Wat Baudrillard betreft moeten we af van de drang om het object te controleren en feiten te verzamelen om ze vervolgens klaar te stomen voor interpretatie.
De objecten zullen altijd wegen vinden om te ontsnappen aan de manipulatieve strategieën van het subject. Verklaringen zeggen doorgaans meer over degene die verklaart dan over het verklaarde. Bovendien houden sociaal-politieke wetenschappers zich vaak bezig met min of meer onpersoonlijke massa’s. Daarom zijn ze gedwongen te werken met statistieken, gemiddelden, normen, algemene wetten en in termen van variabelen die zo variabel en objectief zijn dat ze geen enkele waarde meer hebben -- hetgeen overigens ook de Rotterdamse hoogleraar opbouwwerk Jan-Willem Duyvendak wilde zeggen met zijn kritiek op de denken-in-gemiddelden dat uiteindelijk nergens toe leidt.
Kenmerkend voor het simulacrum is dat alle hypothesen in principe mogelijk zijn, terwijl onweerlegbare hypothesen nietszeggend zijn. Baudrillard is dan ook weinig gecharmeerd van wetenschappers die meer rekenend dan denkend het voor de hand liggende bewijzen, zoals zijn collega Pierre Bourdieu, die in Distinction onder meer aantoonde dat cultureel kapitaal geenszins gelijk staat aan economisch kapitaal. Of de psychoanalyse, waarover Baudrillard zegt dat het overbodig is om te bewijzen dat de mens een ontembaar dier is en dat het zinloos is om het kwaad in hem proberen uit te roeien door hem te veranderen in een rationeel wezen.
In plaats van het produceren van tautologieën gaat Baudrillard op zoek naar singulariteiten, de geheime kracht van het vreemde waar hij op rekent als gevolg van zijn ambivalente weerzin tegen de media. De term “singulariteit” is afkomstig uit de quantummechanica en verwijst naar een punt in de tijd en ruimte waar de normale wetten van de natuur niet langer kloppen, alles wat afwijkt van de universele norm. Ze zijn zonder rede en betekenis.
Als singulariteiten beschouwt Baudrillard onder andere “Mei 1968”, het Franse referendum over Europa en de Verenigde Staten op zichzelf. Singulariteiten vormen de laatste strohalm voor de mensheid, een luis in de pels van een rationele wereld. Het zijn bij Baudrillard de ondergrondse catacomben van de virtuele wereld die worden bedreigd door het fatale streven naar een universele, positieve balans en de heerschappij van mensenrechten over de hele planeet.
De verkeerde kant van de grachten
Als we aan de dwang naar een wereldwijde democratisering, naar een internationale schoonmaak en polijsting kunnen ontsnappen, zo beweert Baudrillard in The Reversal of History, als we onszelf het heilig oliesel van de democratie kunnen besparen, kunnen gebeurtenissen nog iets van hun glorie, karakter, betekenis en singulariteit behouden.
Onder een gebeurtenis moet men dan niet een beslissing, een verdrag, een regeringsperiode of een veldslag verstaan, maar de stille ommekeer van een krachtsverhouding, de toeëigening van een vocabulaire, het verval, de vergiftiging van een heerschappij door zichzelf en het gemaskerde intreden van een andere heerschappij. Het gaat hier om details en toevalligheden, zoals de fietsers die begin jaren zestig aan de “verkeerde” kanten van de Amsterdamse grachten gingen fietsen, hetgeen de voorbode was van grotere veranderingen. Daarom moet men gebeurtenissen daar opsporen waar men ze het minst verwacht, waar zich geen geschiedenis lijkt af te spelen. Het gaat om het bewaren van de verstrooidheden die het leven kenmerken, bijkomstigheden, kleine afwijkingen, dwalingen, beoordelingsfouten en verkeerde berekeningen.
Omdat singulariteiten komen en gaan zonder sporen na te laten, moeten we hun eenmaligheid registreren, los van een eentonige finaliteit. De singuliere gebeurtenissen zijn even dramatisch als betekenisloos, even ongeduldig om plaats te vinden als onverschillig. Zowel tegenover zichzelf als tegenover ons. Ze vormen geen eenheid, maar stoten elkaar af. Hier gebeurt het wonderbaarlijke waar Einstein ooit aan dacht, om het snel weer te vergeten: de anti-zwaartekracht.
Onlangs ontdekten astronomen dat de uitzetting van het heelal steeds sneller verloopt. In dat geval zouden massa’s elkaar niet alleen aantrekken, maar op kosmische schaal ook afstoten. De singulariteiten vormen geen universeel systeem, zoals bij Hegel, maar ze ontmoeten elkaar en nemen weer afscheid. Chaotische botsingen tussen singulariteiten zorgen voor een situatie waar een ons onbekende vorm van vrijheid ontstaat, waar een mens ontsnapt aan de verplichting de wereld te veroveren.
Chaotische botsingen in de kraakbeweging
Toeval, of beter: het fatale lot, speelt een rol in de kraakbeweging: “Niet de leegstand produceerde het kraken, de leegstand werd pas zichtbaar als je ernaar keek en dan ontdekte je er steeds meer van, een gewoonte waar je nooit meer vanaf komt, net als het vluchtig kijken in containers met huisraad of bouwmateriaal. Het was puur toeval in welke buurt iemand terechtkwam, na de kraak was het onvoorstelbaar hoe een pand vijf jaar lang leeg had kunnen staan,” aldus het schrijverscollectief Bilwet in Bewegingsleer: kraken aan gene zijde van de media.
Het gaat erom in beweging te blijven, en zodoende bevriezing te voorkomen. Dit is de voorwaarde voor ontmoetingen: wie constant op elkaars lip zit, ontmoet elkaar nooit. Het gaat bij Baudrillard om het spelen met de stukken, de fragmenten, de overblijfselen van de gebroken spiegels uit de tijd van de grote rijken, de grote verhalen en de grote systemen. Als alle singulariteiten verdwenen zijn is de volmaakte wereldorde een feit. Als alle sterren gedoofd zijn, is de wereld ten einde.
Het paradoxale is dat zo’n schijnbaar volmaakte wereld juist volkomen onvoorspelbaar is. Een minimale wijziging van een variabele kan volgens de door Baudrillard omarmde chaos-theorie tot een plotselinge en fundamentele verandering leiden. Hoe meer de hegemonie van de wereldwijde consensus groeit, des te groter de kans dat ze plotseling ineenstort door de vermenigvuldiging van de gevaren. In een causaliteitencarrousel waar oorzaak en gevolg uitwisselbaar blijken, is geen enkele fout meer herleidbaar, maar kan elke fout desalniettemin grootse gevolgen hebben.
Conclusie
Buiten wat situationistische strategieën -- zoals de etherpiraat in Gorkum die de bestellingen bij de lokale McDrive saboteerde -- biedt Baudrillard inderdaad geen concrete handelingsstrategieën, ook al omdat zijn aandacht niet naar subjectieve handelingen uitgaat. Het geven van “voorschriften” is bovendien ook in strijd met zijn gedachte dat ideeën in beweging moeten zijn. Klakkeloze opvolging van zijn denkbeelden zorgt voor een kristallisatie ervan.
Wel kan zijn bewegingsleer van belang zijn om op een andere manier naar de wereld te kijken, waarbij men in enge zin kan denken aan het respect voor (wijlen) de natuur. Beseffen dat de natuur niet in dienst staat van de mens, maar dat er een samenspel moet zijn, een vorm van wederkerigheid. Geven en nemen van land bijvoorbeeld. Dit kan het risico van overstromingen inhouden, maar zonder risico geen leven. 
We kunnen en hoeven het modernisme nooit geheel achter ons laten -- zie wat Stephen Howe in The New Statesman and Society schrijft aan het begin van zijn recensie van Sideraal Amerika: “I read most of America in a Bulgarian mountain village, about as far from anywhere as you can get in Europe. On a night when the power failed, there was no running water, almost no food in the village and no transport out, we decided to knock the idea of the postmodern on the head. Can we have a bit of modernity first?” -- maar we moeten wel in staat zijn het verlichte denken bij tijd en wijle achter ons te laten.
En ook is het hoog tijd dat we afscheid nemen van het idee dat de media communicatie tot stand kunnen brengen. Dat kunnen ze namelijk niet. Waar ze wel voor zorgen is een totale gelijkschakeling, het uitroeien van de ander. Net als andere moderne Franse denkers komt Baudrillard op voor het uitzonderlijke. Bepaalde dingen moeten juist waardering krijgen vanwege hun eigenzinnigheid, vanwege de onmogelijkheid ze in te dammen, ze te controleren en ze te stroomlijnen.
Epimedium
Maart 2000
Tekst © Patrick van IJzendoorn