Door
Maarten Arends -- U leest recensies omdat u graag wilt meepraten over
boeken zonder dat u ze heeft gelezen. En ik schrijf recensies om u de moeite
van het lezen te besparen. |
In dit geval is dat zelfs
dubbel noodzakelijk, want niet alleen is Zece mii de culturi geschreven
in het Roemeens (en voor zover ik weet niet vertaald in het Engels of Nederlands),
de kans is ook klein dat u het boek ooit onder ogen krijgt, zelfs al leest
u Roemeens en rent u nu direct naar de boekhandel om het te bestellen.
In Roemenië bereiken boeken namelijk maar zelden een oplage hoger
dan 500, en één keer uitverkocht worden ze niet meer bijgedrukt.
Dat geldt dus ook voor
Zece mii de culturi. |
Eigenlijk is dat jammer,
want het boek van Mircea Malita is best de moeite waard. Hij schrijft helder
en presenteert zijn ideeën op een originele manier. Je zou haast vergeten
dat de kern van zijn boodschap weinig nieuws bevat. Zece mii de culturi,
o singurã civilizatie, (“Tienduizend culturen, één
civilisatie”) gaat over globalisering en dan met name over de invloed daarvan
op onze cultuur. Volgens Mircea Malita stevenen we onontkoombaar af op
één wereldomvattende civilisatie. Dat hoeft echter niet ten
koste te gaan van lokale culturen, integendeel. Het moderne civilisatieconcept
geeft culturele ontwikkelingen juist alle ruimte. Sterker nog, alle tekenen
die op dit moment wijzen op versplintering in plaats van een groeiende
eenheid (de burgeroorlogen in Joegoslavië, fundamentalistisch geweld
in Algerije, de bloei van nationalistische en regionalistische sentimenten
in Europa), zijn in werkelijkheid evenzovele symptomen van de oprukkende
wereldbeschaving. Zonder de verworvenheden van de moderne civilisatie,
zou deze nieuwe culturele diversiteit er niet zijn geweest. |
Zoals gezegd, de kern van
Malita’s boodschap is niet nieuw. En ook het feit dat het boek geschreven
is door een lid van de Club van Rome maakt op mij eerlijk gezegd maar weinig
indruk (maar toegegeven: het boek werd geschreven voor de interne markt
en daar vormt dat juist een aanbeveling. Roemenen zijn dol op titels en
erebaantjes en laten zich graag in slaap wiegen door ronkende hoogwaardigheidsbekleders).
Zece mii de culturi moet het dus vooral hebben van de presentatie. |
Op het eerste gezicht lijkt
het boek van Mircea Malita één samenhangend betoog. In werkelijkheid
is het echter een verzameling artikelen rond één thema, die
niet altijd evenveel met elkaar te maken hebben. Meestal levert een dergelijke
aanpak een weinig systematisch allegaartje op. In dit geval is dat echter
de kracht van het boek. Malita heeft niet geprobeerd de eenheid te vergroten
door de verschillende hoofdstukken aan elkaar te praten, maar gooit er
zelfs nog een schepje bovenop: de lopende tekst wordt regelmatig onderbroken
door intermezzo’s met citaten uit de wereldliteratuur, artikelen, rapporten
en toespraken, of projectvoorstellen van Malita zelf, gericht aan de Verenigde
Naties (hopelijk lezen ze daar Roemeens), bijvoorbeeld voor de ontwikkeling
van een “academisch paspoort”, om het universitaire wereldje om te smeden
tot een werkelijke wereldgemeenschap. Zece mii de culturi
is daardoor een levendig boek geworden, dat je op elke willekeurige bladzijde
kunt beginnen te lezen, zonder het gevoel te krijgen dat je iets gemist
hebt. |
Wat is civilisatie? Daarover
lopen de meningen uiteen -- en dat is meteen het grootste probleem. Er
zijn ruwweg twee scholen te onderscheiden: de Duitse en de Franse. De Duitse
school ziet civilisatie als een onderdeel van de (nationale) cultuur, dus
als iets dat van volk tot volk kan verschillen. Volgens de Fransen daarentegen
zijn de diverse culturen juist ondergeschikt aan het ene, rationele beschavingsideaal.
Voor hen is “civilisatie” dus een universeel begrip, dat voor iedereen
dezelfde inhoud heeft -- of zou moeten hebben. |
Die spraakverwarring heeft
volgens Malita ook praktische consequenties gehad: in de oorlogen die Duitsland
en Frankrijk met elkaar voerden verkeerden beide partijen in de veronderstelling
dat ze de beschaving verdedigden tegen de barbaarse horden aan de andere
kant van de Rijn. |
Dan is er eventueel nog
een derde school, de Engels/Amerikaanse, die beide begrippen achteloos
door elkaar gebruikt. Geen wonder dus dat in het huidige discours (waarin
de Amerikanen overheersen) het wederzijds onbegrip alleen maar groter is
geworden. |
Zelf maakt Malita een vierde
onderscheid. Voor hem is “cultuur” alles wat te maken heeft met geloof,
opinies en overtuigingen, en bestrijkt “civilisatie” het domein van kennis
en feiten en alles wat daarmee samenhangt. In de praktijk is het onderscheid
natuurlijk minder scherp. Religie valt onder “cultuur” voor wat betreft
voorschriften over hoe je te gedragen en onder “civilisatie” voor wat betreft
claims over hoe de kosmos in elkaar steekt. En elke wetenschappelijke theorie
begint als een min of meer gefundeerde opinie -- en valt daarmee dus onder
“cultuur”. |
Uitvindingen en nieuwe technologieën
vallen in ieder geval wél onder “civilisatie”. Sterker nog, zij
vormen er de ruggegraat van. Nieuwe vondsten veranderen
het aanzien en de organisatie van een samenleving. Dat gold in de oertijd
voor de uitvinding van de taal, de landbouw en het schrift. Om die vernieuwingen
heen ontstond een maatschappelijke structuur, waarvan de grote omtrekken
gedicteerd werden door de uitvindingen die er de oorspromg van waren. De
introductie van de landbouw bracht bijvoorbeeld onvermijdelijk een sedentaire
leefwijze met zich mee. |
Zo is de huidige westerse
samenleving geschapen door de uitvindingen en wetenschappelijke ontdekkingen
van de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw. De verbetering van
de hygiëne en de gezondheidszorg, de industriële revolutie en
de onderwijshervormingen hebben ons gemaakt tot wat we zijn. Niet alleen
materieel (een hoge levensstandaard is nu voor iedereen mogelijk geworden
-- althans in het westen), maar ook immaterieel: de verbeterde levensomstandigheden
hebben ons ook in geestelijk opzicht onafhankelijk gemaakt van onze omgeving.
We zijn er individualistischer van geworden. |
In dit opzicht zijn de nieuwe
culturele bewegingen dus een kind van de moderne civilisatie: of je jezelf
tot een bepaald cultureel collectief rekent is in de eerste plaats een
kwestie van persoonlijke keuze. Je sluit je aan bij een groep of beweging
om jezelf te profileren. Door op te gaan in het collectief bevestig je
je eigen identiteit. |
Ook de politieke structuren
hebben zich aan de nieuwe ontwikkelingen aangepast. Bij een samenleving
die individualiseert, hoort een politiek bestel dat daarmee rekening houdt
en die nieuwe individuele vrijheid zoveel mogelijk waarborgt. Bij een samenleving
waarin aan de ene kant een stelsel van onpersoonlijke, rationele structuren
ontstaat (het onderwijs, de financiële wereld en de industrie zijn
allemaal op dezelfde manier georganiseerd: als een machine, waarin mensen
alleen nog maar onderdeeltjes zijn, volkomen inwisselbaar -- ook als ze
zich op een sleutelpositie bevinden) en aan de andere kant irrationele
sentimenten opborrelen, hoort een politiek bestel dat daarmee rekening
houdt en een bemiddelende rol speelt. Bij een moderne civilisatie, kortom,
hoort een parlementaire democratie met een meer-partijen-systeem, of iets
dat daarop lijkt. |
Volgens sommigen riekt dit
alles naar westers cultureel imperialisme, maar volgens Malita is dat niet
terecht. Het is waar dat de moderne civilisatie is ontstaan in Europa,
maar dat is niet meer dan een historische toevalligheid. Elk van de uitvindingen
die de moderne beschaving hebben doen vormen, had ook ergens anders kunnen
zijn gedaan. Uitvindingen zijn cultuur-neutraal. Als een samenleving een
bepaalde uitvinding of vernieuwing accepteert, leidt dat inderdaad tot
maatschappelijke veranderingen, maar het is de uitvinding die dat bewerkstelligt,
niet de uitvinder. Als al sprake is van een algehele culturele homogenisatie,
is dat het onvermijdelijk gevolg van de vooruitgang, niet het resultaat
van een cultureel dictaat. |
Met die culturele eenwording
valt het volgens Malita bovendien best nog wel mee. Er is altijd invloed
van lokale elementen -- kijk maar naar de rijk versierde autobussen in
Latijns-Amerika of het Midden-Oosten. Hoewel de grote lijnen van de moderne
civilisatie vastliggen, zijn de details overal toch weer even nét
iets anders. (Kortom, er is één civilisatie, maar in verschillende
gedaantes.) |
Hoe ziet de toekomst eruit?
Zece mii de culturi is een hoogst serieus boek, dus Malita houdt zich een
beetje in. Dat wil zeggen: hij speculeert er lustig op los, maar houdt
telkens een paar slagen om de arm, voor de zekerheid. Het kan vriezen,
het kan dooien -- of omgekeerd, natuurlijk. |
Voor de komende eeuw schetst
hij vijf scenario’s, variërend van paradijs tot hel: |
(1) Eén mondiale
civilisatie (een angstwekkend scenario voor veel samenlevingen, die
vrezen in de marge te belanden); |
(2) Fluctuerende evolutie
(de ontwikkeling loopt richting (1), maar met horten en stoten, afgewisseld
door perioden van groeiende diversiteit); |
(3) Alles blijft zoals
het is (er gebeurt niks bijzonders meer op het vlak van kennis en techniek,
en de balans kan dus doorslaan richting (1) of (5)); |
(4) De 30-jarige oorlog
(en daarvan zouden de eerste tien jaar nu al voorbij zijn: culturele spanningen
leiden tot plaatselijke oorlogen die maar blijven doorzieken -- zie Rwanda
en de Balkan-oorlogen); |
(5) De wereld gaat ten
onder (als gevolg van honger, energietekort, broeikaseffect, sociale
spanningen, enzovoort). |
|
Van deze vijf zijn (1) en
(2) het waarschijnlijkst, denkt Malita. Toch vormt de opkomst van nieuwe
culturen wellicht een bedreiging voor het civilisatieproces. Het geweld
gaat voorlopig in ieder geval nog wel even door, al was het alleen maar
omdat nieuwe regimes meestal óók niet op stel en sprong de
problemen (armoede, bijvoorbeeld) kunnen oplossen. Bovendien blijft de
tegenpartij azen op een moment van zwakheid van de voorlopige winnaar,
om dan onverbiddelijk te kunnen terugslaan. |
Is er dan niets aan te doen?
Welzeker. Malita noemt het voorbeeld van de oude aartsvijanden Frankrijk
en Duitsland. Op dit ogenblik zijn beide staten de beste maatjes, en dat
dankzij het feit dat ze samen bouwen aan een verenigd Europa. Op dit moment
zijn er deskundigen (Malita noemt geen namen, maar gezien zijn enthousiaste
toon gaat vermoedelijk één daarvan tegelijk met hem naar
de wc) die op dezelfde manier de problemen in Zuid-Oost-Europa willen oplossen:
via een gemeenschappelijk project, een project dat alleen dan tot een goed
einde kan worden gebracht als de verschillende deelnemers hun onderlinge
tegenstellingen opzij zetten en eendrachtig samenwerken. Samen gezellig
naar de groepstherapie, daar komt het in feite op neer. Het project zelf
doet er niet zoveel toe, als het maar tot het gewenste resultaat leidt. |
(Overigens lijkt zo’n project
nu inderdaad gevonden te zijn: hetzelfde Verenigde Europa dat de Fransen
en Duitsers nader tot elkaar heeft gebracht, dient nu opnieuw als kluif.
De Zuid-Oost-Europese landen vechten om het hardst wie het eerst de Europese
Unie mag binnengaan. “Europa” lijkt de oplossing voor al hun problemen
-- en om daar te komen zijn ze tot vele compromissen bereid. Talrijke verdragen
zijn inmiddels al ondertekend, en als Brussel dat eist willen ze best nog
wel een paar handtekeningen meer zetten. |
Aan de andere kant lijken
de verschillende regeringen weinig zin te hebben om de échte problemen
op te lossen: de armoede, de belabberde economische structuur en de gierende
inflatie. Integendeel. In Roemenië bijvoorbeeld, waar velen moeten
rondkomen van een maandsalaris van nog geen honderd gulden, heeft het regeringsbeleid
ertoe geleid dat de landbouwsector op dit moment nog minder voorstelt dan
tien jaar geleden het geval was. Groenten en fruit die je op de markt koopt
zijn meestal geïmporteerd en kosten meer dan in het Westen. Ook voor
veel andere producten zijn de Roemenen afhankelijk van toevoer uit het
buitenland -- en daar staat weinig export tegenover. De inflatie blijft
hierdoor hoog -- en dat terwijl de meeste salarissen, met name bij de overheid
(nog altijd de grootste werkgever) de laatste jaren niet omhoog zijn gegaan. |
Het gezamenlijk project
heeft de echte problemen tot nog toe dus nog niet opgelost. En ook de pseudoproblemen
(de etnische conflicten zijn op hun beurt immers eveneens een “gezamenlijk
project”, en wel om de aandacht af te leiden van de dagelijkse misère)
zijn niet werkelijk uit de wereld geholpen. De Zuid-Oost-Europese regeringen
zijn tot compromissen bereid, maar alleen omdat ze denken dat straks het
geldschip vanzelf zal binnenlopen, als ze maar aan de eisen voldoen. Het
is nog maar de vraag wat al die mooie bi-lateraaltjes waard zullen zijn
als de geldstroom uitblijft.) |
Zece mii de culturi
is goed geschreven, maar op sommige plaatsen maakt het toch een ietwat
onbesuisde indruk, met name daar waar Malita denkt op een simpele manier
de wereld te kunnen verbeteren. Dat heeft voor een deel te maken met de
gebruikte bronnen: voor zijn feitenmateriaal leunt Malita sterk op rapporten
en onderzoeken van de Verenigde Naties en de Club van Rome -- zeer eerbiedwaardige
instituties, maar hun kosmos is het overzichtelijke ambtenarenwereldje,
waar regels en voorschriften de werkelijkheid in goede banen leiden. De
échte werkelijkheid is echter heel wat grilliger en ingewikkelder.
Vaak bestaan de mooie voorschriften en reglementen alleen op papier en
gelden in de praktijk heel andere regels: die van geld, vriendjespolitiek,
wie het eerst komt die het eerst maalt en de sterkste wint (als Roemeen
zou Malita dat toch moeten weten). De redelijke wereld waarin een democratische
politiek bemiddelt tussen de irrationele cultuur, met haar beroep op emoties
en sentimenten aan de ene kant, en de rationele wereld van de feiten (de
civilisatie) aan de andere kant, is vaak niet meer dan een façade. |
In werkelijkheid is de opmars
van de “universele” civilisatie op dit moment waarschijnlijk dan ook heel
wat minder ver gevorderd dan Malita denkt. En dat geldt niet alleen voor
de politiek-economische infrastructuur (die volgens Malita’s definitie
strikt genomen geen onderdeel uitmaakt van de civilisatie, maar er hoogstens
een “onvermijdelijk” gevolg van is), maar ook voor de bouwstenen van de
beschaving: technieken, technologie en uitvindingen. Zo is de telefoon
al ruim honderd jaar onder ons, maar meer dan de helft van de mensheid
(zuigelingen en kinderen voor het gemak even niet meegerekend) heeft nog
nooit getelefoneerd. Er zijn dus nog een paar hobbeltjes te nemen, wil
die ene beschaving de overhand krijgen. |
En nu we het toch over bronnenteksten
hebben: blijkbaar heeft Malita vergeten zijn literatuurlijst nog een keer
te corrigeren. Vaak duikt hetzelfde boek in verschillende gedaanten op
in de tekst, wat de zaak niet overzichtelijker maakt. Zo is Francis Fukuyama
in hoofdstuk XI de trotse auteur van La fin de l’histoire et le dernier
homme (Paris: Flammarion, 1992), maar heet datzelfde boek in hoofdstuk
XVII gewoon weer
The end of history and the last man (London: Hamish
Hamilton, 1992). En waarom Alexis de Tocqueville (De la démocratie
en Amérique) vanuit het Engels aangehaald? Was de Franse pocket
soms uitverkocht? |
Toegegeven, het zijn maar
onbelangrijke schoonheidsfoutjes, maar het maakt toch een slordige indruk.
Een beetje redacteur had ze er zo uitgehaald (en hetzelfde geldt voor de
spelfouten in het Engels). Misschien een ideetje voor de volgende druk? |
Ach, dat was ik vergeten:
er kómt geen volgende druk. |